Beste mensen,

Fijn dat u er bent!

Fijn dat u gekomen bent om dit jubileum van Schrijvenswaard met ons te vieren. Allemaal bent u van betekenis geweest, of nog steeds, voor Schrijvenswaard. In die 25 jaren heb ik heel veel mensen zien komen en soms jammer, ook weer zien gaan.

Zelf ben ik vanaf het begin van Schrijvenswaard betrokken bij de stichting en Thea heb ik in die jaren leren kennen als een kundig en trouw lid. Ik heb haar gevraagd om samen met mij een ideetje uit te werken voor deze middag. Daar is een reisje langs de Rijn uit ontstaan.

Ik wil u vragen om, in ons Westfriese dialect te spreken, in de boôt te stappen.

 

Het zou wat zijn

 

Het zou wat zijn als we met de leden van Schrijvenswaard ons 25-jarig feestje gingen vieren met een reisje langs de Rijn.

Jij en ik, wij, je weet wel, met ons allen in een Langedijker schuit

Met zo’n stoere kapitein uit Dijk en Waard in de kajuit

 

’t Zou wat weze

as dat we allegaar skommele in de skuit

zommaar effies met mekaar ’n daggie uit

al die eendenveugels op ’t water

al dat zuk en zo, al dat geklater en gesnater

wat zouwe we skik hewwe

van die skuite, sluize en bregge

’t Zontje derbai, alles zonder erge

 

Het zou wat zijn

Dat onze verzen als de vissen in het water stromend bij ons binnen kwamen.

Onze zinnen, zingend als ritmische golven waren.

We met pen en papier of digitaal, honderden gedichten, korte verhalen zouden schrijven.

Dat ons ijverige werk van verzen, sonnetten, coupletten, refreinen, de gedichten van Eugènie voor eeuwig in het nationaal geheugen opgeslagen zouden blijven.

 

’t Zou wat weze

Dat jelui zien kenne hoe goed of wai benne

Dat meist iederien oôs zou kenne

Al oôze boekies en bundels over de grens

As dat wai beroemd benne, dat gelooft gien mens

As dat wai om ’n koppie kommen bai Wullem en Maxima

En toch heel gewoon bloive, wie doet ’t oôs na?

 

Het zou wat zijn

Wanneer we langs bergen, bruggen en romantische kastelen

al onze geheimen en  onze  passies deelden.

We met gesmeerde kelen Andre Rieu aan de voet van de Lorelei een Weense wals hoorden spelen.

Dat we door hoge golven spontaan dan bijna overboord zouden slaan. Dat Andre ons allen zou inviteren en wij in de mooiste jurken zijn Weense wals zouden leren.

 

’t Zou wat weze

As we den t’rug benne van uitverdan

Dat we den zage heel ’t ouwe span,

Dat Siem de Haan nei oôs zou sjoere

En dat ie zee: ‘Noh heui, ik zag je al loere’.

Sieme zou zegge: “Mense, bloif skroive

En altoid jezelf bloive.

Bloif bai mekaar bai Skroivenswaard

En vergeet nooit je Westfriese aard!’

 

’t Zou wat zijn

Het zou toch prachtig zijn!!! Een tocht om nooit te vergeten. We hadden zeker weten voor vijfentwintig jaar inspiratie opgedaan. En eenmaal thuis zou het besef blijven leven.

Dat onze dagen, als water weer door onze handen zouden gaan.

Ja, na zo’n reisje met onze club langs de Rijn,

We zouden vrienden voor het leven zijn!!!

 

Ja, zo’n reisje langs de Rijn, Rijn, Rijn,

’s Avonds in de maneschijn, schijn, schijn,

Met een lekker potje bier, bier, bier,

Aan de zwier, zwier, zwier

Op d’rivier, vier, vier

Ja, zo’n reisje met een Langedijker schuit, schuit, schuit,

Allemaal in de kajuit, juit, juit,

’t is zo deftig, ’t is zo fijn, fijn, fijn,

Zoooo een reisje langs de Rijn!!!

 

Veenhuizen, 6 april 2024

Thea Houtenbos, Marry Overtoom-Bruin