Als ik in mijn ‘grijze verleden’ terugkijk, heb ik ergens altijd al een liefde voor taal, voor woorden en boeken gehad. “Je verleest je verstand nog eens,” heeft mijn moeder vaak gezegd. Dat valt te bezien want tussen de tijd van mijn jeugd en dit moment, heeft een leven lang vol boeken lezen, én ‘probéren’ te schrijven, gelegen.

Zelf een boek schrijven, te publiceren en dat ‘pronkstuk’ in míjn boekenkast zetten, is altijd een prangende droom geweest. Broodschrijver worden en aldus tientallen boeken produceren, was een optie die direct overboord ging. Utopie! En dus bleef het bij een lollig verslagje in het plaatselijke voetbalblaadje, een stukje voor het ledenblad van de personeelsvereniging van mijn werk en notuleren binnen onze ondernemingsraad. Deze verschillende vormen van ‘schrijven’ hebben er uiteindelijk toch toe geleid dat ik ergens rond mijn vijfendertigste écht ben begonnen met het schrijven van verhalen en dergelijke.

Mijn eerste voorzichtige schreden op dat schrijverspad zette ik op de site ‘Korteverhalen.nl’ dat inmiddels reeds lang ter ziele is. In 2013 stapte ik naadloos over naar de schrijverssite ‘Web Tales’ waar ik direct mijn draai vond en nog steeds bij tijd en wijle mijn verhaaltjes, gedichtjes en miniatuurtjes op de argeloze lezer afvuur.

Hoewel schrijven niet mijn grootste hobby is want dat is namelijk alles wat mét en het verzamelen ván strips (toch ook een soort van lezen, neem ik echter aan) te maken heeft, neemt het wel een grote plek in mijn leven in. Taal, het spel met woorden, de spanning of emoties die je met zinnetjes kunt oproepen, blijven onweerstaanbaar aan mij trekken. Ik beleef enorm veel plezier aan het in elkaar knutselen van allerlei ‘pennenvruchten.’

En dan die droom. Een échte (goede) schrijver werd ik bij mijn weten nooit want dat mogen anderen bepalen, maar dat boek in de kast is er toch gekomen. Inmiddels is dat uitgegroeid tot drie bundels korte verhalen netjes op een rij op de plank. Nee, ik ben er niet rijk mee geworden, maar dat is ook nooit mijn bedoeling geweest. Schrijven is voor mij ‘ontspanning door inspanning.’ Breien met taal. Wat is er mooier dan dat?

 

Pithos

Iedere keer worden mijn ogen naar de kruik getrokken. Het heeft een vorm die sterk aan mijn vrouwelijkheid appelleert. Vreemd, mijn handen jeuken om het linnen rond het deksel los te maken. Mijn trouw aan mijn man houdt me tegen omdat hij heeft gezegd dat het een huwelijkscadeau van de chef is, maar dat het vooralsnog nimmer geopend mag worden. Deze boodschap doet mijn gedachten opgewonden gonzen.

Ik houd niet van geheimen. Het zit niet in mijn aard. Waarom zou het niet geopend mogen worden? Bevat het misschien iets kostbaars? Ambrozijn, wijn, mede, goudstukken, edelstenen? Ik móet uitvinden wat er in het vat zit!

Keer op probeer ik mijn man over te halen de kruik samen open te maken, maar hij is onbuigzaam. Zijn vertrouwen in de chef is onmetelijk. Ondertussen neemt mijn nieuwsgierigheid groteske vormen aan. Ik haal elke truc uit de kast. Ik smeer stroop, smiespel lieve woordjes, maak zijn lievelingskostje, beloof domweg veel spetterende seks. Allemaal voor niets.

Op een dag zie ik mijn kans schoon. Voor de zoveelste maal stiefel ik langs de kruik. Dan kan ik me niet langer bedwingen. Trillend wikkel ik het linnen los. Als het deksel omhoogkomt, schieten onwelriekende luchten, zwanger van onheil, langs mij heen de wereld in. Onmiddellijk besef ik dat ik een onverbeterlijke fout heb gemaakt. Ik druk het deksel terug in de hoop, dat er nog iets is blijven zitten. Plots stapt Epimetheus binnen. Met asgrauw gelaat staart hij me aan.

   “Bij Zeus, wat heb je gedaan, Pandora!”

 

Ron Hoogland 2018